Uitkeringsfraude
Bij uitkeringsfraude of sociale zekerheidsfraude gaat het om een schending van de inlichtingenplicht die resulteert in onverschuldigde betaling van de uitkering. Dit betreft het verstrekken van onjuiste en/of onvolledige gegevens, dan wel het verzwijgen of niet (tijdig) verstrekken van gegevens voor de bepaling van het recht op uitkering, met als gevolg dat iemand een uitkering krijgt waar hij geen recht op heeft, of een hogere uitkering dan waar hij recht op heeft. Bijvoorbeeld het verwijtbaar niet doorgeven van wijzigingen van omstandigheden waardoor men eigenlijk recht zou hebben op een lagere uitkering of geen uitkering, bijvoorbeeld iemand is (meer) gaan werken, gaan samenwonen, het (meer) gaan werken van de partner, het ontvangen van een erfenis.
Een bekende fraudevorm is bijstandsfraude. Er zijn echter talrijke voorbeelden van uitkeringsfraude op diverse gebieden.
Er kan grofweg onderscheid worden gemaakt tussen diverse vormen van uitkeringsfraude.
- Identiteitsfraude: iemand doet zich voor als iemand anders voor om ten onrechte uitkering op te strijken.
- Inkomstenfraude: iemand geeft inkomsten naast een uitkering ten onrechte niet op.
- Vermogensfraude: iemand geeft (een deel van) zijn vermogen niet op. Alleen een bijstandsuitkering (uitkering op grond van de Participatiewet) is afhankelijk van het vermogen.
- Leefvormfraude: iemand voert een gezamenlijke huishouding met een partner zonder dat te melden
Daarnaast kan als uitkeringsfraude bijvoorbeeld ook worden beschouwd schijnconstructies, die als doel hebben om wet- en regelgeving te omzeilen om de kosten te verlagen.

Voor de opsporing en vervolging is de omvang van het (vastgestelde of vast te stellen) nadeel van belang. Het te veel ontvangen bedrag (de onverschuldigde betaling) wordt in dat geval ook benadelingsbedrag genoemd.
Sociale zekerheidsfraude kan zowel bestuursrechtelijk als strafrechtelijk worden gesanctioneerd. Gelet op het una via-beginsel dient in elke zaak een keuze gemaakt te worden tussen één van beide stelsels. Het openbaar ministerie heeft richtlijnen ontwikkeld om daar richting aan te geven. Dit beleid is neergelegd in de Aanwijzing sociale zekerheidsfraude. Of er voor strafrechtelijke vervolging wordt gekozen hangt onder meer af van de hoogte van het benadelingsbedrag.
Opsporing en vervolging zullen in het algemeen gestoeld zijn op art. 225 Wetboek van Strafrecht, de bijzondere strafbepalingen, opgenomen in de sociale zekerheidswetgeving en de artt. 227 a en 227 b, of art. 447 c en 447 d Wetboek van Strafrecht. Afhankelijk van de aard en omvang van de fraude kunnen er aanzienlijke straffen worden opgelegd, waaronder gevangenisstraffen. Terugvordering en terugbetaling van het onterecht teveel ontvangen geld door de uitkeringsinstantie is daarbij tevens het uitgangspunt.